DE FIRMA TYFOON
Het glooiende dak van Utrecht Centraal leek van een afstand op het afgeworpen pantser van een reusachtig dier. Beschenen door een koel noordelijk licht marcheerden stromen mensen door de stationshal. Eén van hen was Alex Stanovsky, een donkerblonde jongeman met ernstige groene ogen en hoge jukbeenderen gekleed in een grijs licht wollen pak. Hij liep nogal uit de pas: als een kip zonder kop rende hij in het rond. Was het nu perron vijf of zes? Zeven of acht? Ineens wist hij het. Pijlsnel vloog hij de roltrap op naar spoor acht. Zijn weg werd echter versperd door een groepje mensen. Zijn pogingen hen te passeren waren vruchteloos. Ze negeerden hem en keken stoïcijns voor zich uit. Hij klampte één van hen aan, een kalende man van middelbare leeftijd in een blauw bomberjack. Hij keek Alex verbaasd aan.
'Man, maak je niet druk, het is maar een trein,' zei hij. Door het tumult hoorde Alex hem echter niet. Hij zag alleen zijn mond bewegen. Toen hij naar voren probeerde te komen werd hij zonder pardon terug geduwd. Alex verbeet zijn ergernis: het zou nog maar enkele ogenblikken duren voor hij beneden op het perron was aangekomen. Helaas, in de verte leek zijn vrees bewaarheid geworden: hij zag zijn trein in volle vaart wegrijden. Terwijl hij het perron opstapte slaakte hij een zucht en liet verslagen zijn hoofd hangen. Maar toen hij opkeek zag hij de trein tot zijn verbazing vlak voor hem staan. Alex knipperde een paar keer met zijn ogen. De trein stond er nog steeds. Daar klonk het vertreksignaal. Hij vroeg zich niets meer af en sprong naar binnen. De deuren sloten en de reis begon.